Mijnen Voccart en Prick
Op de achtergrond de Voccart-mijn, rechts de smalspoorrails, die ook werden gebruikt voor kolentransport, vóór 1914. (Foto: Siemens Historical Institute)
De Voccart-mijn was een kolenmijn in het Herzogenrathse stadsdeel Straß, direct aan de rand van de “kolenberg” aldaar. De mijn werd rond 1830 opgericht en geëxploiteerd door de eigenaars James Cockerill, Christine Englerth, Karl Winkens en Hauche Corne. Na de oprichting van de Vereinigungsgesellschaft für Steinkohlenbau im Wurmrevier op 3 mei 1836, deels met financiële steun van James Cockerill, werd de mijn vanaf ongeveer 1840 geëxploiteerd door de Vereinigungsgesellschaft en werd later van 1907 tot de sluiting in 1932 eigendom van de Eschweiler Bergwerks-Verein.
Voccart lag aan de Duitse kant direct aan de Neustraße en slechts iets meer dan een kilometer verderop aan de Nederlandse kant was de Prick-mijn ook eigendom van de “Vereinigungsgesellschaft für Steinkohlenbau im Wurmrevier”. De mijnen worden in de literatuur vaak Neu-Voccart en Neu-Prick genoemd. Dit komt omdat de mijnbouw in en rond het Wormdal veel ouder is en er dus oudere en nieuwere schachten waren.
Beide mijnen waren door een paardentram verbonden met de mijn Laurweg in Kohlscheid, die eigendom was van hetzelfde bedrijf (zie ook het hoofdstuk “Tram”). De twee mijnen waren ook ondergronds met elkaar verbonden. Neuprick had slechts één schacht, Catharina. Daarin werd een weerscheiding, een scheidingswand, aangebracht om de mijn te kunnen ventileren. Volgens Pruisisch mijnbouwrecht moesten er echter altijd minstens twee schachten worden gegraven om een mijn te openen. Als gevolg hiervan had Neuprick aanzienlijke problemen met het beheersen van de ventilatie. Daarom werd na voorafgaande goedkeuring door de Nederlandse en Pruisische mijnbouwautoriteiten, een dwarsgang onder de staatsgrens door naar de mijn Voccart aangelegd. Deze verbinding diende ook om het mijnwater van Neuprick naar Voccart en verder naar de rivier de Worm af te voeren.
De route had echter korte tijd een bijkomend effect. Zij diende voor een bloeiende smokkel van diverse goederen van Nederland naar Duitsland en vice versa. 5 november 1856 werd een historische datum voor de Nederlandse mijnbouw. Op deze dag werden twee traliedeuren, die in de dwarsgang vlakbij de grens waren geplaatst, officieel gesloten en aan beide zijden verzegeld door hoge douanebeambten. De sleutels hiervan werden in bewaring gegeven bij de rijksbelastingontvanger in Kerkrade. De mijnbouw in Neuprick werd ondertussen geleid vanuit Voccart. Door de sterke stijging van het mijnwater werd de exploitatie van de Neu-Prick mijn steeds duurder en uiteindelijk werd de mijn in 1904 voorgoed gesloten. De arbeiders van de mijn vonden nieuw werk bij onder andere Voccart en de Domaniale.
In 1912 werd de ondergrondse verbinding van de Voccart-mijn met de naburige Laurweg-mijn tot stand gebracht en werd de onafhankelijke winning in Voccart stopgezet. Daarna werd de schacht alleen nog gebruikt voor verplaatsing van personeel en voor ventilatie. Eerder had Voccart al mede gebruik gemaakt van de kolenwasinstallatie Laurweg. De volle kolenwagens werden via de sporen van de tramlijn Aken naar Laurweg vervoerd met speciale treinstellen die gebruik konden maken van het smalspoor van de oude paardentramlijn.
In 1932 werden de activiteiten van de Voccart-mijn stopgezet. In 1968 werden de laatste externe schachten op het terrein van de Voccart-mijn gesloten en afgebroken en werden de schachten van de Voccart-mijn weer opgevuld.
Op het terrein, waar alleen een klein monument in de vorm van een kolenwagen aan de mijn herinnert, vinden we nu onder andere de REWE supermarkt. De straatnamen Voccartstraße in het Herzogenrathse stadsdeel Straß en Voccartstraat in de Kerkraadse wijk Bleijerheide en Pricksteenweg en Prickbos in Bleijerheide/Kerkrade herinneren eveneens aan de twee mijnen.
Topografische kaart „Pannesheide – Oude schachten“ met doorsnede van de Voccart-mijn (Grube Anna Bergbauinformationszentrum e.V.)
Werken over de grens
Er werd veel gependeld in de grensoverschrijdende mijnbouw; Nederlandse mijnwerkers werkten in Duitse mijnen en omgekeerd. In deze tijd ontstonden speciale termen, zoals de Guldenmänner. Deze term ontstond in de tijd van de grote inflatie (1914 – 1923), toen Duitse mijnwerkers om economische redenen in Nederlandse mijnen werkten. Ze mochten echter maar de helft van hun loon uitgeven om eten te kopen in Nederland. Door de inflatie was het resterende loon in Duitsland echter niets meer waard. Het grensoverschrijdende betalingsverkeer tussen Duitsland en Nederland ontwikkelde zich ook ondergronds. Smokkel van gewilde goederen, zoals koffie en sigaretten, via de ondergrondse routes lag dan ook voor de hand.
“Vanwege de nauwe band tussen de Voccart-mijn in Pruisisch gebied en de Nederlandse Prick-mijn was een frequente wisseling van arbeiders onvermijdelijk, zelfs vanuit de leiding van de Knappschaft (mijnwerkersvereniging). Als leden van de mijnwerkersvereniging aan de Duitse kant werden overgeplaatst naar de Prick-mijn in Nederland, konden deze arbeiders niet van hun verworven rechten worden beroofd. Na verloop van tijd leidde dit tot de situatie dat bijna alle arbeiders in de Prick-mijn tot de Worm-mijnwerkersvereniging behoorden.“ (Simons 1890)
Aansluitingsschema voor de mijntrein 1902 – Neu-Voccart 1901, de Neustraße heette in die tijd tot ca. in de 1930-er jaren Provinzialstraße (geoportal van de Städteregion)
Literatuur:
Matthias Kaever: Die nicht erneuerbaren Energieträger zwischen Rur und Maas. LIT Verlag, Münster 2004, ISBN 978-3825874247
Wolfgang Voigt: Kohlebergbau im Aachener Revier, abgerufen am 24. Februar 2016
Josef Aretz: Kohlscheider Bergwerke. 2.Auflage 1987, Herzogenrath 1986
Grube Anna Bergbauinformationszentrum Alsdorf e.V. – Friedrich Ebbert